Verkwaal.

Als azijn werd verbrouwen tot iets zoets,

Ik zou het drinken, dagenlang door.

Honing zou verworden tot het zout,

Bijen en ik vlochten samen.

 

Wilde rozen in amper verdriet,

Kraters van mislukte liefde, tijd vervliegt ongewoon.

Graag vertellen over daden van onwil,

Verzeden gedonkers met onbloem van kraal.

Onbestaan.

Ochtenden zo leeg, zo zonder euforie.

Word ik dan eens naast je wakker, ben je al weer weg.

Die bank, die straat, die berg, dat bos, dat verhoogje, er zijn er te veel.

Leunen, heerlijk, jij bent groter.

 

Neusvleugels leren vliegen, bedolven in je sjaal.

Kippevel en een haartje twee a drie.

Veel te weinig fictie vind ik in mijn hoofd.

 

Dronken, voelen, tasten, weg.

Knijp me onder die koffievlek.

Lege hoek met een spinneweb.

Ik hou niet van je.

Pablo Neruda – Translation by Stephen Tapscott – vrij vertaald door mij.

 

Ik hou niet van je alsof je zout-roze was, of topaas,

of de pijl van anjers waaruit brand ontspruit.

Ik hou van je aangezien van bepaalde donkere dingen

moet worden gehouden, in het geheim, tussen de schaduw en de ziel.

 

Ik hou van je als de bloem die nooit bloeit,

die op zichzelf het licht van verborgen bloemen draagt

dankzij je liefde met een bepaalde stevige geur die,

donker toegenomen van de aarde, leeft in mijn lichaam.

 

Ik hou van je zonder te weten hoe, of wanneer, of van waar.

Ik hou van je rechtstreeks, zonder ingewikkeldheid of trots,

Dus hou ik van je omdat ik geen andere manier ken.

 

Dan deze, waar ik niet besta, noch jij,

zo dicht dat je hand op mijn borst mijn hand is,

zo dicht dat je ogen sluiten aangezien ik in slaap val.